Terugvordering opzegvergoeding: wie betaalt de bedrijfsvoorheffing?

Stel dat u een werknemer een opzegvergoeding uitbetaalt. Achteraf blijkt dat die vergoeding verkeerd berekend was en u vraagt dus een gedeeltelijke terugbetaling van de uitgekeerde som. Wat vraagt u terug: het brutobedrag (dus inclusief bedrijfsvoorheffing) of het nettobedrag?

De bedrijfsvoorheffing op een opzegvergoeding

Als u een opzegvergoeding uitbetaalt, dan is er -naast RSZ-bijdragen- ook bedrijfsvoorheffing (BV) verschuldigd. Het tarief van de bedrijfsvoorheffing is afhankelijk van de hoogte van de referentiebezoldiging. Deze referentiebezoldiging is in principe de bezoldiging waarop de opzeggingsvergoeding gebaseerd is. Als uw werknemer zijn referentiebezoldiging 50.000 euro bedraagt, dan moet u bij opzeg zowat 37% BV inhouden op de ontslagvergoeding.

Te hoge vergoeding

Het gebeurt wel eens dat achteraf blijkt dat de vergoeding die werd uitgekeerd, te hoog is. In dat geval moet een deel van de vergoeding terugbetaald worden aan de werkgever. Maar de vraag is dan of de werknemer het bedrag moet terugbetalen dat hij ontvangen heeft (dus zonder BV) of dat die werknemer ook de bedrijfsvoorheffing op dat deel van de vergoeding moet terugbetalen.
Het Arbeidshof van Luik kreeg een dergelijke situatie voorgelegd en besliste dat de werknemer enkel het nettobedrag moest terugbetalen. Volgens het hof moest de bedrijfsvoorheffing (net zoals de sociale zekerheidsbijdragen) door de werkgever teruggevorderd worden van de bevoegde instanties.

Het hoogste gerechtsorgaan

Het Hof van Cassatie mocht zich op 16 september 2019 ook over deze zaak buigen.
Cassatie meent dat de bedrijfsvoorheffing eigenlijk deel uitmaakt van het loon van de werknemer. De voorheffing is de vooruitbetaling van de personenbelasting van de genieter van het loon. Als er dus een vordering wordt ingesteld tot terugvordering van dat loon (in casu een opzegvergoeding), dan hoort de bedrijfsvoorheffing daar bij. De belastingadministratie neemt trouwens al van in 2008 het standpunt in dat als de werkgever ten onrechte betaalde bezoldigingen terugvraagt, de bedrijfsvoorheffing in die terugvordering moet zitten.

Maar heel wat hoven en rechtbanken volgen die visie van de belastingadministratie niet. Deze rechtspraak meent dat de werkgever de wettelijke schuldenaar is van de bedrijfsvoorheffing. Het is dus de werkgever die de ten onrechte betaalde sommen kan terugvragen bij de administratie, en niet bij de werknemer aan wie die sommen nooit werden betaald.
Ook over die rechtspraak mocht Cassatie zich buigen, maar dan al in 2015. Zij kwamen toen tot de vaststelling dat het systeem van de fiscale wet niet belet dat de wettelijke schuldenaar (de werkgever) de bedrijfsvoorheffing terugvordert van de belastingadministratie.

De keuze

De werkgever lijkt dus de keuze te hebben: ofwel vordert de werkgever de bezoldiging terug van de werknemer en de ingehouden bedrijfsvoorheffing van de belastingadministratie, ofwel vordert hij de brutobezoldiging bij de werknemer. De werknemer zal dan zelf actie moeten ondernemen om de bedrijfsvoorheffing terug te vorderen hetzij via bezwaarschrift, hetzij via een ambtshalve ontheffing.

RSZ

Wat de RSZ-bijdragen betreft is het Hof van Cassatie wel heel wat duidelijker: de bijdragen die ingehouden werden door de werkgever kunnen enkel door de werkgever teruggevorderd worden van de RSZ-administratie. Bijgevolg kan de werkgever die sommen niet terugvorderen van de werknemer.

Nieuws

Op 1 januari 2024 wordt in ons land de belastingvermindering in het kader van het federaal langetermijnsparen afgeschaft. Vandaag geldt dit voordeel voor stortingen in een levensverzekeringscontract of via de kapitaalaflossingen voor een tweede woning. Wat moet u hierover weten?

Sinds 1 augustus 2021 kan de oprichting van een vennootschap (of een andere rechtspersoon) volledig digitaal en op afstand. Een tussenkomst van de notaris is nog steeds vereist, maar de partijen kunnen gewoon via een videoconferentie verschijnen. De authentieke oprichtingsakte wordt dan van op afstand ondertekend via de elektronische handtekening van de oprichters en de notaris.

Op 21 juni 2023 ondertekenden België en Nederland een nieuw dubbelbelastingverdrag. Met dit nieuwe verdrag willen de beleidsmakers in beide landen de volgende struikelblokken wegwerken.

Schrijf u in op onze nieuwsbrief